Interview Het brein wil geen pijn – maar rouw vraagt om erkenning

'Ik hoef geen afscheid. Ik ga gewoon.' Het klinkt nuchter, zelfstandig zelfs. Maar volgens rouwdeskundige Dr. Riet Fiddelaers-Jaspers is het vaak een manier om pijn te vermijden. 'Ons brein wil geen pijn. Dus kiezen we voor doorgaan, wegduwen, relativeren. Maar rouw laat zich niet wegduwen.'
In de herziene editie van Professioneel begeleiden bij verlies – waaraan Riet als mede-auteur meeschreef – krijgt die onderstroom van onzichtbaar verlies en emotionele stilstand volop aandacht. Verlies gaat lang niet altijd over dood, maar ook over wat er nooit was, of wat langzaam verdween. In dit gesprek vertelt ze over hechting, het lichaam als rouwdrager, en over hoe professionals kunnen begeleiden zonder te willen repareren.
Wat bedoel je met ‘Het brein wil geen pijn’?
Evolutionair zijn we geprogrammeerd om pijn te vermijden. Dus zodra we verdriet, verlies of ongemak voelen, probeert het brein dat op te lossen of te dempen. Dat doen we door te rationaliseren, door te vluchten in drukte of door gevoelens te onderdrukken.
Wat is daar het gevolg van?
Dat we rouw vaak uitstellen of afvlakken. Iemand zegt: ‘Ik hoef geen afscheid, ik ga gewoon weg.’ Of: ‘Ik wil hem herinneren zoals hij was, dus ik ga niet naar het rouwbezoek.’ Maar zonder afscheid blijft iets knagen. Je neemt iets niet mee, maar het blijft wel bij je. Soms in de vorm van lichamelijke klachten, onrust, uitputting. Het lichaam weet wat het hoofd vergeet.
Onzichtbaar verlies doet pijn, juist omdat niemand het ziet.
Wat maakt onzichtbaar verlies zo ingewikkeld?
Omdat je er geen rituelen voor hebt. Niemand stuurt een kaartje als je het contact met je moeder verbreekt. En toch rouw je om wat er niet was of nooit meer komt. Of denk aan een partner die langzaam verdwijnt in dementie: hij is er nog, en ook niet. Dat is zulk ingewikkeld en vaak niet gezien verdriet.
Hoe begeleid je iemand daarin?
Door ruimte te geven, zonder oordeel. Mensen zeggen vaak: ‘Ik heb geen recht op dit verdriet, want er is niks gebeurd.’ Maar juist dan is het belangrijk dat iemand zegt: ik zie je. En soms werken we met rituelen. Een brief schrijven, een symbolisch afscheid, een steen weggooien in zee of een ravijn op een betekenisvolle plek. Dat kan zoveel verzachting geven. Ook als iemand al overleden is. Je kunt nog steeds een proces afronden.
Je zei eerder dat rouw ook in het lichaam zit. Hoe bedoel je dat?
Rouw is niet alleen een mentaal proces, het is een lichamelijke ervaring. Je merkt het in je lijf: spanning, vermoeidheid, honger of juist geen eetlust. Dat komt doordat je zenuwstelsel actief reageert. Ik werk veel met het autonome zenuwstelsel – dat vertelt je hoe je door het leven navigeert. Ben je nog in contact met jezelf en de wereld om je heen? Of zit je in de overlevingsstand?
Heeft hechting daar invloed op?
Ja, enorm. Hoe jij je als kind hebt leren hechten, bepaalt hoe je omgaat met verlies. Als je als kind leerde: ik moet het zelf doen, dan zul je ook nu snel denken: ik moet sterk zijn, ik red het wel. Terwijl iemand met een veilige hechting eerder hulp durft te vragen. Maar uiteindelijk geldt: je moet het zelf doen, maar je hoeft het niet alleen te doen.
In het boek gebruik je de transitiecirkel. Wat is dat precies?
De cirkel beschrijft een natuurlijke beweging van welkom, hechten, verbinden, verliezen, afscheid nemen en opnieuw verbinden. Het helpt mensen te zien waar ze zijn in hun proces. Het is geen lineair model – je beweegt heen en weer, en je kunt stappen overslaan of opnieuw doorleven. En je ervaart dat alle stappen belangrijk zijn. Dus soms moet je weer terug, bijvoorbeeld naar het niet genomen afscheid.
Waarom is dat nuttig bij onzichtbaar verlies?
Omdat het structuur en taal geeft aan iets wat anders vaag blijft. Je kunt zeggen: ik ben nog helemaal niet bij afscheid geweest. Of: ik heb nooit écht kunnen hechten. Dat inzicht maakt ruimte. Vooral bij mensen die zichzelf verwijten dat ze nog steeds verdriet voelen. De cirkel laat zien: je bent niet raar, je bent gewoon mens.
Wat vraagt het om als professional iemand te begeleiden in rouw?
Dat je je eigen stuk kent. Veel begeleiders komen vanuit hun eigen verlies dit vak in. Dat is waardevol, maar ook een valkuil. Als je je eigen pijn niet hebt aangekeken, projecteer je die op de ander. Dan ben je jezelf aan het begeleiden, in plaats van je cliënt.
En als je geraakt wordt?
Dat mag. Je mag meehuilen. Maar zoals een jongere ooit tegen me zei: ‘Als je maar niet harder huilt dan ik.’ Het draait om de ander. En het is belangrijk om je grenzen te bewaken. Mededogen is prachtig, maar als je alles meedraagt, brand je op.
Wat hoop je dat mensen uit het boek halen?
Dat er meer permissie komt om te rouwen op je eigen manier. Niet volgens een model met vaste stappen, maar met aandacht voor jouw tempo, jouw geschiedenis en jouw hechtingsstijl. En dat we niet spreken over rouwverwerking. Niemand verwerkt rouw maar het is de opgave om het verlies te verweven in het leven, zodat ook je lichaam en je brein weten dat het verlies erbij hoort en jou mede maakt wie je nu bent. En dat we als samenleving leren dat afscheid nemen geen sluitstuk is, maar een noodzakelijke stap om weer te kunnen verbinden.

Professioneel begeleiden bij verlies
Professioneel begeleiden bij verlies biedt een diepgaande en praktische kijk op hoe professionals mensen kunnen ondersteunen bij verlies en verandering. Met behulp van de Transitiecirkel leren begeleiders omgaan met thema’s als hechting, veerkracht en betekenisgeving. Deze herziene editie besteedt extra aandacht aan traumatische rouw, het brein, het zenuwstelsel en actuele thema’s zoals postkoloniale rouw. levensveranderingen.