Andries Baart Niet oplossen, maar blijven

‘Het enige wat ik moest doen, was bij haar blijven. Alleen maar bij haar blijven. Toen was het goed.’ Een vader die dit zegt, na jarenlang alles geprobeerd te hebben om zijn dochter te ‘repareren’. Deze ene zin – eenvoudig en toch radicaal – raakt aan de kern van de presentiebenadering. Niet genezen, niet sturen, maar nabij zijn en blijven. ‘Ik vond dat echt ontroerend,’ zegt Andries Baart. ‘Dat mensen na 36 jaar proberen iets te fixen, ineens beseffen: als wij gewoon bij haar blijven, is dat genoeg.’
In zijn nieuwe boek Iemand voor iemand – een vuistdik werk waarin dertig jaar denken, schrijven en praktijk samenkomen – laat Baart zien dat presentie veel meer is dan een warme houding of een vriendelijke intentie. ‘Presentie is geen methode. Het is een manier van zijn. Van kijken. En ja, ook van verzet.’
De druk om ‘op te lossen’ is enorm
Op de vraag of de behoefte aan presentie is toegenomen, aarzelt Baart even, maar zegt dan: ‘Ik ben geneigd te zeggen dat presentie urgenter is geworden. De werkdruk is hoog, de tijd krap, de protocollen dwingend. We zijn terechtgekomen in wat ik noem: methode-dwang. Alles moet evidence-based, databank-proof, verantwoord naar boven toe. Maar in de praktijk werkt dat vaak niet zo.’
Juist in die spanning zoeken professionals naar ruimte. ‘Ze voelen: dit is het niet. Ze willen nabij kunnen zijn, kunnen luisteren, kunnen afwijken als het nodig is. Maar daar krijgen ze vaak nauwelijks speelruimte voor.’
Baart noemt presentie daarom een ‘zorgvuldige vorm van vrijheid’. Het is geen vrijblijvende zachtheid, maar een manier van werken die secuur en tegelijk politiek is. ‘Het gaat over wie we als samenleving binnenhouden, en wie we uitsluiten. Wie telt, en wie mag verdwijnen.’
Ik zou haar dood gunnen – maar wél goed
De casuïstiek die Baart verzamelde, is indringend. Één verhaal laat hem niet los: ‘Een vrouw van in de dertig, die keer op keer suïcidepogingen doet. Op het moment van de casus heeft ze haar benen en armen gebroken. Ze wordt opgelapt, naar huis gestuurd – en ligt daar katatoon op bed. Ze plast op haar matras, wil zich niet laten verschonen. En de professional schrijft: “Vandaag komt er op haar verzoek iemand van de Levenseindekliniek. Help!”’
‘En dan vraag ik me af: wat zou ik doen? Ik denk dat ik haar haar dood zou gunnen. Maar dan wel: op een waardige manier. Niet stinkend en vervuild. Niet als een vod. Maar als mens, met respect. Ik zou zeggen: als je sterft, dan gaan we dat goed doen.’
Het dilemma is schrijnend: de werkende professional ziet het lijden, maar mag niets. ‘Zij is geen actor meer. Alles ligt bij de psychiater, bij het systeem. En dus gebeurt er niks. Terwijl zij diep van binnen weet: dit gaat zo niet meer.’
Zorg zit soms in één zin – in vijftien seconden kun je iemand laten voelen dat hij ertoe doet.
Relationeel werken is een werkwoord
Een van de centrale inzichten in Baarts nieuwe boek is de verschuiving van het begrip relatie naar relationaliteit. ‘Vroeger zei ik: je moet een relatie opbouwen met de ander. Nu zeg ik: je moet relationeel werken. Dat is geen zelfstandig naamwoord meer, maar een werkwoord. Je kijkt relationeel. Je handelt relationeel. Je ziet de ander in diens relationele netwerk.’
En dat is iets anders dan ‘een band’ met iemand hebben. ‘Als een verpleegkundige zegt: ik heb echt een relatie met mijn patiënt, dan vraag ik me af: voor wie is dat eigenlijk belangrijk? Voor jou? Of voor de ander?’
Relationeel werken vraagt aandacht, moed en vooral: het vermogen om jezelf opzij te zetten. ‘Je moet leren luisteren zonder meteen in te vullen. Niet denken: oh, dit is zo’n type, dan weet ik wel wat ik moet doen. Nee: kijken, wachten, volgen.’
Zorg zit soms in één zin
Die aandacht hoeft niet groot te zijn. Soms zit het in 15 seconden. ‘Een verpleegkundige vertelde me: “Ik kan een chemokuur aanleggen zodat hij goed loopt, maar ik kan het ook doen zodat iemand voelt: we zijn nu in een belangrijk moment.” Ze neemt dan even de tijd, laat merken: “We gaan je ziek maken, zodat je beter wordt. Ben je er klaar voor?” En dat maakt álles anders.’
Maar, zegt Baart: ‘We kunnen het geduld vaak niet opbrengen omdat we met onszelf bezig zijn. In een oefening met huisartsen-in-opleiding vroegen we de arts niks te zeggen, zodat de patiënt zelf de diagnose zou vertellen. Elf seconden gemiddeld. Daarna konden ze hun mond niet meer houden.’
Ze schreeuwde, spuugde – en ik bleef zitten
Hoe leer je presentie? ‘Zeker niet alleen uit boeken’, zegt Baart, ‘maar ook via ervaring’. In zijn opleidingen gebruikt hij ‘exposure’. ‘Als jij opgeleid wordt tot social worker, dan leef je een maand van de bijstand. Word je verpleegkundige, dan lig je een poos in bed. We willen dat je voelt hoe het is aan de andere kant.’
Hij vertelt over een ervaring met een verwarde vrouw in een isoleercel. ‘Ze schreeuwde, spuugde, smeerde poep op de muur. Ik ging uren in die ruimte zitten, stil, half achter het muurtje. Ze kon mij zien. En ik luisterde en noteerde al die uren wat ik dacht dat ze riep. Ze bleef maar roepen en gillen. En na al die uren had ik vermoeden wat haar bezighield’
‘Pas toen begreep ik: dit is geen waantaal. Dit is herinnering. Ze is ooit misbruikt, waarschijnlijk bij het zwemmen. Toen ik later haar woorden herhaalde en vroeg: “Heeft Bernard iets bij het zwemmen gedaan?”, zei ze: “Ja, die vuile viezerik.” Niemand had dat eerder begrepen. En het maakt uit of wilt luisteren.’
Luisteren en meebewegen
Toch hoeft presentie niet altijd zo extreem te zijn. ‘Je kunt klein beginnen. Door bijvoorbeeld in een buurtproject niet te denken: “Wat wil ík hier bereiken?”, maar: “Wat leeft hier? Wat zou voor deze mensen helpen?” En dan hoor je vanzelf wat nodig is.’
Baart noemt het voorbeeld van een kapot klimfort in een wijk. De kinderen willen een nieuw fort. De werkers denken: dat gaan we regelen. Maar de kinderen zeggen: er moet een hok bovenin, zodat we kunnen kussen. Of: “Ik kon me daar verstoppen toen papa me achterna zat.” Ineens blijkt: het gaat niet om een speeltoestel. Het gaat om veiligheid. Om autonomie. ‘En dan moet je als werker meebewegen. Niet roepen: “dat kan niet volgens de subsidievoorwaarden.” Maar luisteren, volgen: die kinderen hebben uiteindelijk het gerealiseerd dat zij wilden hebben.’
Presentie is tegenmacht
Baart is hoopvol, maar niet blind. ‘Er zijn plekken waar presentie lukt en waar ze niet aanslaat. We leven in een tijd van uitsluiting. Van hard beleid. Van wat Timothy Snyder “sadopopulisme” noemt: plezier hebben in pijn doen. Kijk naar Trump. Twee genders, zegt hij. Waarom? Waarom wil je mensen opzettelijk raken?’
Daarom is presentie geen zomaar een zachte zorg. Het is ook verzet. ‘Een manier van samenleven waarin mensen ertoe doen. Waarin niemand een vod hoeft te zijn. Waarin je kunt zeggen: ik ben iemand – voor iemand.’

Andries Baart is grondlegger van de presentietheorie. Als hoogleraar en onderzoeker werkt hij in Nederland en Zuid-Afrika, waar hij filosofie, theologie en praktijkervaring samenbrengt. Hij publiceerde diverse boeken waaronder Een theorie van de presentie (2004) en Praktijkboek presentie (2019).
In Iemand voor iemand laat hij zien hoe presentie zorg verdiept en betekenis geeft. Meer info >