Gewenst gedrag bevorderen: vijf praktische tips voor iedere leraar

Een leerling die zonder spullen binnenkomt. Een groep die tijdens de uitleg doorpraat. Een klas die na de pauze maar niet tot rust komt. Het zijn kleine dingen, maar ze kunnen je hele les ondermijnen.
Volgens onderwijsdeskundige Peter Teitler vraagt klassenmanagement om meer dan strenger optreden: “Klassenmanagement is niet één vaste methode. Het gaat om een repertoire waarmee je flexibel kunt reageren.”
1. Benoem gewenst gedrag
In plaats van steeds corrigeren, werkt het vaak beter om zichtbaar te maken wat al goed gaat. Zeg bijvoorbeeld niet “Niet praten”, maar: “Ik zie dat groep drie al klaar zit – fijn, dan kunnen we beginnen.” Daarmee nodig je anderen uit om mee te doen en bouw je aan een positieve sfeer.
2. Varieer je aanpak
Geen enkele interventie werkt altijd. Soms helpt humor, soms een strenge blik. Wie steeds dezelfde stijl inzet, loopt vroeg of laat vast.
Een herkenbaar voorbeeld: een leerling die dag na dag zonder pen binnenkomt. Je kunt boos worden, maar dat verandert vaak weinig. Wissel je aanpak af – de ene keer negeren, de andere keer een klasgenoot laten helpen, of samen een oplossing zoeken. Zo laat je zien dat jij de regie houdt en voorkom je een eindeloze herhaling.
3. Wees preventief
Veel onrust ontstaat omdat verwachtingen onduidelijk zijn. Wees daarom helder vóórdat een opdracht start: hoe lang krijgen ze, hoe vormen ze groepjes, wat gebeurt er als de tijd om is? Als leerlingen weten waar ze aan toe zijn, scheelt dat een hoop energie en frustratie.
4. Werk met routines
Juist overgangsmomenten – het begin van de les, wisselen van werkvorm of afronden – zijn kwetsbaar. Teitler: “Juist die momenten vragen om vaste routines. Als iedereen weet hoe je start, hoe je wisselt, hoe je afsluit, scheelt dat enorm veel energie.” Door routines voorspelbaar te maken, houd je rust in de groep en hou jij zelf meer ruimte over voor je les.
5. Reflecteer op je stijl
Klassenmanagement gaat niet alleen over ingrepen, maar ook over houding. Wie gespannen of boos reageert, vergroot vaak het probleem. Wie rust en vertrouwen uitstraalt, wint sneller de groep.
Vraag jezelf af: Hoe reageer ik meestal op verstoringen? Wat werkt daarin wel of niet? Hoe kan ik mijn reactie aanpassen? Het gaat niet om perfectie, maar om bewustwording.
Van overspoeld naar voorspelbaar
Hoe dat er in de praktijk uitziet, illustreert Teitler met een voorbeeld van een docent die overspoeld raakte. Deze docent corrigeerde steeds harder tijdens rumoerige overgangen. Het werkte averechts: leerlingen haakten af en de spanning liep op. Pas toen hij besloot overgangen te structureren – materialen klaarleggen, duidelijke tijdsaanduidingen geven, kort complimenteren – veranderde het beeld. Niet door strenger te worden, maar door voorspelbaarder te zijn.
Gedragsproblemen verdwijnen nooit helemaal – ze horen bij lesgeven. Het gaat erom hoe je ermee omgaat: slim en flexibel, niet harder of strenger. Voor beginnende leraren betekent dit oefenen en uitproberen. Voor lerarenopleiders betekent het: laten zien dat flexibiliteit en variatie het verschil maken.
“Flexibiliteit is je grootste kracht. Je moet kunnen schakelen tussen duidelijk, vriendelijk en alles daartussen.” – Peter Teitler