77 puntjes op de i
Perfect Nederlands voor anderstaligen
Vraag je je weleens af waarom we 'fijn weekend' zeggen, maar 'fijne avond'? Heb je nog steeds problemen met de plaats van 'niet' in de zin? Weet je of de koffie op tafel 'ligt', 'staat' of 'zit'? En vind je 'er' ook zo'n lastig woordje? 77 puntjes op de i biedt een verzameling onderwerpen waar je als anderstalige moeite mee kunt hebben, zelfs als je het Nederlands al op een hoog niveau beheerst.
De onderwerpen zijn onderverdeeld in de categorieën grammatica, woordkeus en uitspraak. Je krijgt uitleg over grammaticaregels, toelichting bij de betekenis van woorden en uitspraakinformatie. Vaak word je gestimuleerd om zelf na te denken en de regels of de betekenis af te leiden uit voorbeeldzinnen of een dialoog.
Regels zijn handig, maar je moet ze wel kunnen toepassen! Daarom staan er bij elk onderwerp een of meer praktische opdrachten. Zo leer je je Nederlands correcter, vloeiender en Nederlandser te laten klinken. Bovendien zul je je zekerder voelen over je taalgebruik als je meer houvast hebt.
Op de bijbehorende website vind je extra oefenmateriaal, audio, en een online quiz die je helpt om te bepalen met welke onderwerpen je nog aan de slag moet.
77 puntjes op de i is bedoeld voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen die het Nederlands al redelijk tot goed beheersen, van niveau B1 tot en met niveau C1+ van het ERK. Voor docenten NT2 is het een inspiratiebron voor nuttige opdrachten bij veelgemaakte fouten.
77 puntjes op de i - Perfect Nederlands voor anderstaligen
Inhoud
Inleiding 15
I Grammatica
Artikel, adjectief, substantief
1 Ik wil een cadeautje! Of nee, cadeautjes!
Artikel: wel of geen artikel? 21
2 Dat is een goed idee (zonder -e)
Adjectief: wel of geen -e? 24
3 Ik heb zin in iets lekkers
Adjectief + s 27
4 We hebben heel veel huiswerk
Is het ‘heel’ of ‘veel’? 29
5 Negentig procent van de cursisten is vandaag aanwezig
Procent: singularis 30
Woordvolgorde
6 Hou je niet van ‘niet’?
‘Niet’: plaats in de zin 31
7 We hebben in de stad gegeten / gegeten in de stad
Prepositiegroep: plaats in de zin 35
8 Volgens mij moet je hier inversie gebruiken
Inversie 36
9 Waarom bijzinnen? Omdat het een lastig onderwerp blijft
Bijzinnen (ook de lastige) 37
10 Ik begrijp niet waarom de koekjes altijd op zijn 40
Indirecte rede (bijzinnen)
Werkwoorden
11 Zij wil (geen -t) 44
Is het ‘wil’ of ‘wilt’?
12 Ik heb me verslapen en ik ben te laat gekomen 45
Perfectum: met ‘hebben’ of met ‘zijn’?
13 Weet jij of hij heeft getennist / getennist heeft? 48
Volgorde ‘hebben’ / ‘zijn’ / ‘worden’ met een participium
14 Ik ben in Amsterdam geweest en het was leuk 49
Perfectum of imperfectum?
15 Nadat ze elkaar het jawoord hadden gegeven,
gaven ze elkaar een kus 52
Plusquamperfectum: het gebruik
16 Wat zou je doen met een miljoen? 54
‘Zou’ en ‘zouden’: irrealis (onwerkelijkheid)
17 Had mij maar even gebeld! 56
Plusquamperfectum: irrealis in het verleden
18 Het begint te regenen 59
De constructie ‘(om) te’ + infinitief
19 Heb je je haar geknipt of heb je het laten knippen? 62
Dubbele infinitief in de voltooide tijd
20 Ik heb me vergist 64
Reflexieve werkwoorden
21 Herinner je je dat we ons dat altijd afvroegen? 66
Reflexief pronomen: plaats in de zin
22 Geen zin om op te staan 67
Separabele werkwoorden
23 Oeps … de koffie ligt op tafel 70
Werkwoorden van actie en positie
24 Wat zit je haar leuk! 73
Vaste combinaties met ‘zitten’, ‘staan’ en ‘liggen’
25 Wat ben je aan het doen? 76
Duratief (1)
26 Ik zit te denken 77
Duratief (2)
27 Wat zullen we doen? 79
De verschillende functies van ‘zullen’
28 Je zou dit boek eens moeten lezen 81
Het gebruik van ‘zou’ en ‘zouden’
29 Weet jij in welke volgorde de werkwoorden gezet moeten worden? 83
Meerdere werkwoorden in een bijzin
30 Dit zijn mijn broers 86
Dit is / zijn …
31 Mijn fiets is gestolen 89
Passief
Verwijzen, ‘er’ en ‘het’
32 De opdracht die we maken, gaat over relatieve bijzinnen 91
Relatieve bijzinnen
33 Hier is je sleutel, ik heb hem gevonden 94
Verwijswoorden: hem / het / ze / die / dat
34 Ik heb er zin in 96
Het gebruik van ‘er’
35 Ik ben me er niet van bewust 101
Lastigere vormen van ‘er’ + prepositie
36 Koffie? Daar heb ik zin in! 104
Het gebruik van ‘daar’
37 Ik kijk ernaar uit je weer te zien 106
‘Er’ als vooruitwijzer
38 Waar heb je zin in? 108
‘Waar’ + prepositie
39 Hoe gaat het? 110
‘Het’ als subject
40 Ik weet het niet 112
Met of zonder ‘het’?
41 Dit ijsje is het lekkerst 113
‘Het’ + superlatief
42 Ik heb het druk 115
‘Het’ in vaste combinaties
II Woordkeus
43 We zijn met z’n tweeën 121
Met z’n tweeën, drieën, tienen …
44 Er komt een man of twintig 122
Het gebruik van ‘een man of …’, ‘een stuk of …’, ‘een jaar of …’
45 Tien kilometer: waarom singularis? 123
Kilometer, euro, liter …
46 Lekker winkelen in winkels 125
Singularis / pluralis: interessante vormen
47 Ga je óp of mét vakantie en waarnaartoe? 126
Preposities
48 Ken je dat, dat je tijdens een examen niets meer weet? 131
‘Kennen’ of ‘weten’
49 Dat betekent dat ik niet weet wat je bedoelt 133
‘Betekenen’ of ‘bedoelen’
50 Ik begrijp niet dat je het niet kunt verstaan 134
‘Begrijpen’ of ‘verstaan’
51 Ik onthoud het verschil nooit tussen ‘zich iets niet herinneren’
en ‘iets niet meer weten’ 135
‘Onthouden’ / ‘zich herinneren’ / ‘(niet meer) weten’
52 Ik ga naar huis en bel je als ik thuis ben 136
‘Huis’ of ‘thuis’
53 Alleen is maar alleen 137
‘Maar’ of ‘alleen’
54 Ik heb mezelf gekookt 139
‘Zelf’ of ‘zichzelf’
55 Ben je al 30 of pas 30? 141
‘Al’ of ‘pas’
56 ‘Te’ is altijd negatief, behalve in ‘tevreden’ 143
De betekenis van ‘te’
57 ‘Je’, ‘jij’, ‘u’ en de rest 144
Het personaal pronomen: de vormen die vaak fout gaan
58 Tot wanneer? 148
‘Tot zo’, ‘tot gauw’, ‘tot straks’ en andere tijdsbepalingen
59 Een leuke ontmoeting 150
‘Ontmoeten’, ‘zien’, ‘tegenkomen’, ‘afspreken’ en ‘leren kennen’
60 Ik wíl het doen, ik gá het doen en ik zál het doen 152
Toekomst: ‘gaan’ of ‘zullen’?
61 Ik hoef niks 154
‘Hoeven’
62 Thee graag! Of nee, toch liever koffie 156
‘Graag’ en ‘liever’: plaats in de zin
63 Dat valt wel mee 157
‘Meevallen’ en ‘tegenvallen’
64 Kan ik je even spreken? Ik wil graag iets bespreken 159
‘(Be)spreken’, ‘(be)kijken’, ‘(be)luisteren’, ‘(be)schrijven’, ‘(be)antwoorden’
65 Ze praten overal en nergens over 161
‘Nergens’, ‘ergens’, ‘overal’ + prepositie
66 Aangezien het schema heel helder is, snap ik het nu 163
Structuurwoorden
67 Toen kon ik niet, maar dan kan ik wel 167
‘Toen’ of ‘dan’
68 Ik heb hem toch nog maar eens even de waarheid gezegd 169
Partikels (kleine woordjes)
69 Degene die te laat komt, moet trakteren 172
Degene(n)
70 Ik ben eraan gewend geraakt om ‘raken’ te gebruiken 173
Combinaties met ‘raken’
III Uitspraak
71 Logisch toch? 177
De uitspraak van -isch
72 Ik vind het verwarrend 178
De -d aan het eind klinkt als -t
73 In de pauze eten we een broodje jonge kaas 180
De sjwa: [ǝ]
74 Het belang van de klemtoon wil ik graag benadrukken 182
Klemtoon in woorden en zinnen
75 Kom je uit Italië? 185
Twee puntjes op de e: ë
76 Keptsodruk 186
Klankreductie
77 Beter goed gejat dan slecht bedacht 189
Leenwoorden in het Nederlands
Termen 191
Index 193
'Een gat in de NT2-markt, dit unieke boek over de subtiliteiten in de Nederlandse taal, waar vrijwel alle anderstaligen over struikelen. Het doel van dit boek is dan ook om correcter en vloeiender te kunnen spreken. Geschikt voor iedereen die de taal wil beheersen. Het boek bestaat uit drie categorieën: grammatica, woordkeus en uitspraak, die samen 77 onderwerpen bevatten, met uitleg, voorbeelden en praktijkopdrachten. Hier en daar staan foto's of illustraties. Maar vooral de vele dagelijkse onderwerpen spreken aan, situaties waarbij twijfel ontstaat over zinsbouw, woordkeus, combinaties van woorden of die lastige klémtonen! Voorbeelden zijn: is het 'iets lekker' of 'lekkers', is het 'niet' of 'geen', is het 'heb' of 'ben', is het 'huis' of 'thuis', 'al dertig jaar' of 'pas dertig jaar', 'zelf' of 'mezelf', of wat doe je met het woordje 'er'. Zoals de schrijfster opmerkt in de inleiding: 'Het is een mooi overzicht van veelgemaakte fouten'! Dus ook aan te bevelen voor Nederlandstaligen.' - NBD Biblion, 12 juni 2019